Wederom staat er een nieuwe bus voor ons klaar. Deze keer een bus die tot de grens met Nepal bij ons zal blijven. Hij wordt bestuurd door een man met een tulband en een lange baard, beide statussymbolen in India, zeker in Rajasthan, de provincie waarin we ons nu bevinden. Horden Indiase buschauffeurs heten Singh, maar ons wordt verzekerd dat alleen hij door alle anderen MISTER Singh wordt genoemd.
We hebben een lange rit voor de boeg en het grootste deel daarvan hebben we slechts wat oninteressante tussenstops: koffiepauze en lunch. Tijdens de lunch neem ik één van de twee vegetarische gerechten die me hier erg bevallen: palak paneer. Dat zijn blokjes zachte witte kaas in spinazie. Verder zien we hier en daar een aapje, diverse bijna-ongelukken en passeren we een vogelpark. Dat stond ook vermeld als optioneel programma, maar enkele jaren geleden schijnt door grote droogte het grootste deel van het reservaat te zijn uitgestorven.
De eerste echte halte is Fatehpur Sikri, een groot islamitisch complex. Jarenlang is er vroeger aan gebouwd, maar ook hier stopte de bewoning na vijftien jaar vanwege de droogte. Zonde, want het complex is erg mooi, en niet voor niks Unesco Werelderfgoed. We krijgen anderhalf uur om alles te bekijken en de waarschuwing dat hier de meest opdringerige verkopers van het land rondwandelen. Van die verkopers merken we niks, wat waarschijnlijk te danken is aan de ramadan.
Hoogtepunt van Fatehpur Sikri is de grote moskee (of eigenlijk de geit die we op de weg erheen gewoon uit een lopende kraan zien drinken). Natuurlijk moeten de schoenen weer uit, en terwijl we dat doen horen we ineens een hoop lawaai vanaf de binnenplaats van de moskee komen. We worden tegenhouden als we naar binnen willen gaan, maar door de menigte heen zien we dat er een vechtpartij aan de gang is. We wachten tot het rustiger wordt en gaan naar binnen. Meteen worden we aangesproken door een man die ons begint rond te leiden. We negeren hem, maar hij houdt niet op. Hij verzekert ons dat hij geen geld vraagt, maar dat hij er werkt en het belangrijk vindt het verhaal van de moskee te vertellen. We luisteren maar naar hem, wachtende op het spreekwoordelijke addertje. We zien dat we nog vijf minuten hebben en dat zeggen we hem. Ineens slaan we van alles over, en moeten we naar een hoekje van het plein komen. Daar heeft zijn familie een winkel en meteen worden onze handen ongewild volgepropt met spullen die we niet willen kopen. Anderhalf uur is eigenlijk te weinig om alles te zien, maar we zijn blij dat we ertussenuit kunnen knijpen, terwijl de man ons kwaad naroept.
Anderhalf uur later komen we aan in ons hotel in Agra. Er is ons een goed hotel beloofd, en de foyer is ook erg mooi (wat dus precies de truc van die hotels is), maar binnen tien minuten zijn er al tien mensen van kamer geruild vanwege een zure opgedroogde-pislucht en zelfs ratten in de slaapkamers. We drijven in een zwembad waarvan je de bodem niet kunt zien, niet alleen omdat het water zo smerig is, maar ook omdat het er 6,5 diep is. Eenheden worden voor de eenvoud genegeerd. Als we eruit klauteren blijft er een gelatineachtig laagje op ons achter.
´s Avonds eten we bij een slim restaurantje dat in de miljoenenstad Agra zichzelf The Only Restaurant heeft genoemd. Op weg erheen worden we aangehouden door een tuk-tukclub. We houden ze af, want het restaurant is op loopafstand, maar ze blijven aandringen onder het uitroepen van ´No charge! No charge!´ Ze leggen ons uit dat ze gratis eten krijgen als ze ons bij dat restaurant droppen. We stappen dus in en bezorgen de tuk-tukkers ook een goede avond. Meteen is afgesproken dat zij ons de volgende dag ook naar de Taj Mahal zullen brengen. Slimme zakenmannetjes!
In het restaurant zit al zo´n verwerpelijke Djoser-juniorgroep klaar. Ik heb al eerder geschreven dat ik het belachelijk vind om met zulke jonge kinderen naar een land als India te gaan, om goed voor de dag te komen op de hockeyclub. Die kinderen vermaken zich in een zwembad in Spanje ook als ze zonodig naar het buitenland moeten. Het zijn altijd verwende rotkinderen die een hoop lawaai maken en de hele avond door zo´n restaurant rondrennen, terwijl ouders zich aan hun eigen tafel daar niks van aantrekken.
Ramona en ik nemen het andere vegetarische gerecht dat ik erg lekker vind, namelijk de malai kofte: een soort falafel, maar dan van kaas en allerlei andere groenten dan kikkererwten. Eigenlijk de groentenballetjes waarvan de ranzige versie ook in Nederland in de schappen ligt. Hier zijn ze heerlijk en liggen ze ook in een prettig sausje voor Ramona´s anti-chili-smaakpapillen. Met wat rijst en wat naan prima weg te krijgen.
Het duurt allemaal wel weer erg lang. Hou er, als je ooit naar India gaat, rekening mee dat maaltijden zo veel tijd in beslag nemen dat ze je hele programma vernaggelen. Op een reis van 21 dagen zit je denk ik zo´n twee dagen op je eten te wachten, één dag op de rekening en één dag op je wisselgeld. Vandaag was vroeg slapen het plan, om morgen de Taj bij zonsopgang te kunnen zien, maar er komt niks van door het lange wachten in het restaurant. Uiteindelijk kunnen we echter terug naar het hotel. Morgen de eerste van veel volgende dagen waarop de wekker om vijf uur / half zes staat.
We hebben een lange rit voor de boeg en het grootste deel daarvan hebben we slechts wat oninteressante tussenstops: koffiepauze en lunch. Tijdens de lunch neem ik één van de twee vegetarische gerechten die me hier erg bevallen: palak paneer. Dat zijn blokjes zachte witte kaas in spinazie. Verder zien we hier en daar een aapje, diverse bijna-ongelukken en passeren we een vogelpark. Dat stond ook vermeld als optioneel programma, maar enkele jaren geleden schijnt door grote droogte het grootste deel van het reservaat te zijn uitgestorven.
De eerste echte halte is Fatehpur Sikri, een groot islamitisch complex. Jarenlang is er vroeger aan gebouwd, maar ook hier stopte de bewoning na vijftien jaar vanwege de droogte. Zonde, want het complex is erg mooi, en niet voor niks Unesco Werelderfgoed. We krijgen anderhalf uur om alles te bekijken en de waarschuwing dat hier de meest opdringerige verkopers van het land rondwandelen. Van die verkopers merken we niks, wat waarschijnlijk te danken is aan de ramadan.
Hoogtepunt van Fatehpur Sikri is de grote moskee (of eigenlijk de geit die we op de weg erheen gewoon uit een lopende kraan zien drinken). Natuurlijk moeten de schoenen weer uit, en terwijl we dat doen horen we ineens een hoop lawaai vanaf de binnenplaats van de moskee komen. We worden tegenhouden als we naar binnen willen gaan, maar door de menigte heen zien we dat er een vechtpartij aan de gang is. We wachten tot het rustiger wordt en gaan naar binnen. Meteen worden we aangesproken door een man die ons begint rond te leiden. We negeren hem, maar hij houdt niet op. Hij verzekert ons dat hij geen geld vraagt, maar dat hij er werkt en het belangrijk vindt het verhaal van de moskee te vertellen. We luisteren maar naar hem, wachtende op het spreekwoordelijke addertje. We zien dat we nog vijf minuten hebben en dat zeggen we hem. Ineens slaan we van alles over, en moeten we naar een hoekje van het plein komen. Daar heeft zijn familie een winkel en meteen worden onze handen ongewild volgepropt met spullen die we niet willen kopen. Anderhalf uur is eigenlijk te weinig om alles te zien, maar we zijn blij dat we ertussenuit kunnen knijpen, terwijl de man ons kwaad naroept.
Anderhalf uur later komen we aan in ons hotel in Agra. Er is ons een goed hotel beloofd, en de foyer is ook erg mooi (wat dus precies de truc van die hotels is), maar binnen tien minuten zijn er al tien mensen van kamer geruild vanwege een zure opgedroogde-pislucht en zelfs ratten in de slaapkamers. We drijven in een zwembad waarvan je de bodem niet kunt zien, niet alleen omdat het water zo smerig is, maar ook omdat het er 6,5 diep is. Eenheden worden voor de eenvoud genegeerd. Als we eruit klauteren blijft er een gelatineachtig laagje op ons achter.
´s Avonds eten we bij een slim restaurantje dat in de miljoenenstad Agra zichzelf The Only Restaurant heeft genoemd. Op weg erheen worden we aangehouden door een tuk-tukclub. We houden ze af, want het restaurant is op loopafstand, maar ze blijven aandringen onder het uitroepen van ´No charge! No charge!´ Ze leggen ons uit dat ze gratis eten krijgen als ze ons bij dat restaurant droppen. We stappen dus in en bezorgen de tuk-tukkers ook een goede avond. Meteen is afgesproken dat zij ons de volgende dag ook naar de Taj Mahal zullen brengen. Slimme zakenmannetjes!
In het restaurant zit al zo´n verwerpelijke Djoser-juniorgroep klaar. Ik heb al eerder geschreven dat ik het belachelijk vind om met zulke jonge kinderen naar een land als India te gaan, om goed voor de dag te komen op de hockeyclub. Die kinderen vermaken zich in een zwembad in Spanje ook als ze zonodig naar het buitenland moeten. Het zijn altijd verwende rotkinderen die een hoop lawaai maken en de hele avond door zo´n restaurant rondrennen, terwijl ouders zich aan hun eigen tafel daar niks van aantrekken.
Ramona en ik nemen het andere vegetarische gerecht dat ik erg lekker vind, namelijk de malai kofte: een soort falafel, maar dan van kaas en allerlei andere groenten dan kikkererwten. Eigenlijk de groentenballetjes waarvan de ranzige versie ook in Nederland in de schappen ligt. Hier zijn ze heerlijk en liggen ze ook in een prettig sausje voor Ramona´s anti-chili-smaakpapillen. Met wat rijst en wat naan prima weg te krijgen.
Het duurt allemaal wel weer erg lang. Hou er, als je ooit naar India gaat, rekening mee dat maaltijden zo veel tijd in beslag nemen dat ze je hele programma vernaggelen. Op een reis van 21 dagen zit je denk ik zo´n twee dagen op je eten te wachten, één dag op de rekening en één dag op je wisselgeld. Vandaag was vroeg slapen het plan, om morgen de Taj bij zonsopgang te kunnen zien, maar er komt niks van door het lange wachten in het restaurant. Uiteindelijk kunnen we echter terug naar het hotel. Morgen de eerste van veel volgende dagen waarop de wekker om vijf uur / half zes staat.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten