Natuurlijk ga ik elk jaar terug naar Roemenië om iets te kunnen betekenen voor de straatkinderen van Casa Sami. En natuurlijk ga ik elk jaar terug naar Roemenië omdat ik het belangrijk vind dat de leerlingen van Were Di met eigen ogen kunnen zien hoe mensen die minder hebben dan zij moeten overleven. Ik werk graag samen met de Roemeense staf en ik kan genieten van de mooie plaatsen in de omgeving, zoals Cheile Dobrogei. Toch is een van de voornaamste redenen om elk jaar terug te gaan een van de meest schrijnende gevallen die ik ken in Constanta.
Om de hoek bij het inloophuis wonen Alin en Alina. Een broertje en een zusje, die dagelijks langskomen. Als hun vader tenminste geen kuren heeft op dat moment. Elke avond moeten Alin en Alina naar Mamaia om rozen te verkopen voor hun vader. De opbrengst besteedt hij aan bier. Ze doen dat al zo lang ik ze ken, en waarschijnlijk al langer. Toen ik ze leerde kennen waren ze een jaar of zeven.
Beide kinderen zijn nog nooit mee geweest op het kamp dat wij voor de straatkinderen organiseren. Ze mogen dat niet van hun vader, omdat hij dan een week inkomen misloopt. Het hele gezin leeft namelijk van de rozenverkoop van Alin en Alina. Als wij aanbieden de misgelopen inkomsten te vergoeden, worden er absurde bedragen genoemd. Ook hebben we wel eens (na afspraak) een berg boodschappen gebracht, waarna ze vervolgens nog niet kwamen opdagen. De kinderbescherming is er al regelmatig op afgestuurd, maar ook zij kunnen blijkbaar niks voor deze kinderen betekenen.
Alin lijkt zich erbij te hebben neergelegd. Alina zit overdag hele dagen te huilen omdat ze alwéér niet mee mogen op kamp. Wij verwennen ze zo veel als mogelijk door snoep te kopen, ze minuten lang te knuffelen en door ze ´s avonds in de restaurants bij ons aan tafel te verwelkomen. We kopen dan meteen wat rozen, zodat ze niet worden gestraft voor het feit dat ze te weinig hebben verkocht.
Ik sta ervan versteld dat het me na vier jaar nog steeds zo veel doet. Kinderen wil ik nooit, maar als ik vandaag de gelegenheid zou krijgen deze twee mee naar huis te nemen om ze te adopteren, dan zou ik daarover geen seconde hoeven na te denken. Ze moeten weg uit het gezin dat ze uitbuit, uit een cultuur waarin meisjes zonder pardon worden verkocht. Misschien kan ik ze zo helpen...
Om de hoek bij het inloophuis wonen Alin en Alina. Een broertje en een zusje, die dagelijks langskomen. Als hun vader tenminste geen kuren heeft op dat moment. Elke avond moeten Alin en Alina naar Mamaia om rozen te verkopen voor hun vader. De opbrengst besteedt hij aan bier. Ze doen dat al zo lang ik ze ken, en waarschijnlijk al langer. Toen ik ze leerde kennen waren ze een jaar of zeven.
Beide kinderen zijn nog nooit mee geweest op het kamp dat wij voor de straatkinderen organiseren. Ze mogen dat niet van hun vader, omdat hij dan een week inkomen misloopt. Het hele gezin leeft namelijk van de rozenverkoop van Alin en Alina. Als wij aanbieden de misgelopen inkomsten te vergoeden, worden er absurde bedragen genoemd. Ook hebben we wel eens (na afspraak) een berg boodschappen gebracht, waarna ze vervolgens nog niet kwamen opdagen. De kinderbescherming is er al regelmatig op afgestuurd, maar ook zij kunnen blijkbaar niks voor deze kinderen betekenen.
Alin lijkt zich erbij te hebben neergelegd. Alina zit overdag hele dagen te huilen omdat ze alwéér niet mee mogen op kamp. Wij verwennen ze zo veel als mogelijk door snoep te kopen, ze minuten lang te knuffelen en door ze ´s avonds in de restaurants bij ons aan tafel te verwelkomen. We kopen dan meteen wat rozen, zodat ze niet worden gestraft voor het feit dat ze te weinig hebben verkocht.
Ik sta ervan versteld dat het me na vier jaar nog steeds zo veel doet. Kinderen wil ik nooit, maar als ik vandaag de gelegenheid zou krijgen deze twee mee naar huis te nemen om ze te adopteren, dan zou ik daarover geen seconde hoeven na te denken. Ze moeten weg uit het gezin dat ze uitbuit, uit een cultuur waarin meisjes zonder pardon worden verkocht. Misschien kan ik ze zo helpen...
Goed gesproken...
BeantwoordenVerwijderen